Maak het deeg. Meng in een kleine kom de gist, suiker en 30 ml lauwwarm water. Laat circa 5 minuten bij kamertemperatuur staan, tot het een romig papje is. Schuimt het niet, begin dan opnieuw met nieuwe gist.
Meng in een grote kom de semolina, het zout en het gistmengsel. Voeg ongeveer de helft van het resterende lauwwarme water toe en meng met je handen. Meng de olijfolie en wijn erdoor tot ze opgenomen zijn en voeg dan nog genoeg water toe om er een grof deeg van te maken.
Stort het deeg op een werkvlak en kneed circa 8 minuten, tot het glad maar nog wel vrij plakkerig is. Vorm een bal van het deeg en leg het in een grote, ingevette kom. Dek de kom af met een schone theedoek en laat het deeg op een warme, tochtvrije plek circa 1 uur rijzen, tot het is verdubbeld in volume.
Verwarm de oven voor tot 200 °C. Vet een bakblik van circa 45 x 35 cm in met olijfolie. Wrijf ook wat olie op je handen en druk het deeg uit tot een dunne laag die het bakblik vult.
Voeg zo nodig meer olijfolie toe als het deeg te veel blijft plakken. Laat nog 10 minuten rijzen.
Maak met je vingertoppen kuiltjes in het deeg. Verdeel de olijven erover, bestrooi met rozemarijn en zoutvlokken en besprenkel met olijfolie.
Bak de focaccia met olijven in circa 30 minuten goudbruin in de oven. Laat iets afkoelen en snijd in vierkantjes.