Maak eerst de vulling. Schil de appels en verwijder het klokhuis. Snijd de appels in stukken en doe ze in een grote koekenpan met de suiker, citroenrasp en -sap. Breng op middelhoog vuur aan de kook en laat 10-12 minuten sudderen tot de suiker is opgelost. Roer dan de kaneel erdoor en kook nog 4-6 minuten, tot de appels wat zachter zijn maar nog hun vorm hebben. Haal de pan van het vuur en laat afkoelen.
Verwarm de oven voor op 180°C. Vet een taartvorm van 26 cm in met boter. Rol op een met bloem bestoven oppervlak een paar plakken balderdeeg uit tot een cirkel waarmee je de vorm – ook de randen – kunt bekleden.
Leg het deeg in de vorm en vul met de afgekoelde appelvulling. Rol de rest van het deeg uit en leg dit bovenop de vulling.
Snijd overtollig deeg weg en druk de randen goed aan. Klop in een kommetje de eidooier met 1 el water los. Bestrijk hiermee de bovenkant van de taart en strooi er suiker overheen. Bak de appeltaart 45-50 minuten, tot hij goudbruin is.