Olandapasta: waarom spaghetti eten in Nederland een horrorritueel is
Spaghetti eten in Nederland is een horrorritueel, door Italiaanse ogen gezien. Culinair journalist Onno Kleyn legt uit waarom.
‘Natuurlijk, je kunt heel elegant en sierlijk, nuffig zelfs, pasta nibbelen. Vork in je rechterhand nemen en bijna aan het eind vasthouden, één enkele penna prikken of drie sliertjes spaghetti draaien en langzaam opeten. Het kan. Het is mogelijk. Het gebeurt zelfs wel eens, op een 29ste februari of zo. Maar wat de Italianen betreft ben je dan óf ziek, óf een ongelofelijke aansteller. Pasta is er om gegeten te worden. Lekker? Jazeker. Verfijnd? Misschien. Soms. Het is en blijft echter voedsel, het allermooiste voedsel dat er bestaat, iets waarin je je stort als in een nieuwe liefde, om grommend te omhelzen, om één mee te worden.
Bossen pasta
Zoek op internet maar eens de scene met komiek Totò, die spaghetti met zijn handen eet, of die waarin Alberto Sordi bossen pasta van een pond op zijn vork hijst. Goed, dat is een beetje overdreven voor het dagelijks leven. Film is film. Maar ik durf te stellen dat de normale manier van pasta eten de gesublimeerde vorm van die voorbeelden is. Pasta eten is ingehouden vreten; je mag het niet zien, wel zo voelen. Het is jezelf bevredigen in het openbaar, een publiekelijk potje vrijen met hemels aangeklede deegwaar.
Afgekoelde pasta is iets vreselijks (tenzij het pastasalade is uiteraard, maar dat is een culinaire vergissing). Het gezegde luidt la pasta non aspetta, de pasta wacht niet, en dat betekent dat je niet je gamende kinderen van zolder gaat roepen als de strozzapreti al op de borden ligt. Nee, je kookt je pasta pas als de eters aan tafel zitten.
Te gaar gekookte pasta
Spaghetti eten in Nederland is een horrorritueel, door Italiaanse ogen gezien. Een satanische mis. Te gaar gekookte pasta verschijnt in een klevende kluwen op tafel met daarnaast een kom met rode smots, als je niet uitkijkt afkomstig uit potten, kant-en-klaar aangeleverd door grootfabrikanten met een woest-Italiaanse fantasienaam. Ieder probeert wat van die lijmdeegwaar af te trekken, wat met wisselend succes lukt, schept daar een half emmertje saus over en bestrooit dit alles met stoffig droog zuivelproduct uit een zakje. De enige manier om het door elkaar te mengen is de spaghetti te snijden, wat dan ook gebeurt. Om het naar binnen te werken is vervolgens behalve een vork ook een lepel voorzien, ‘want dat is Italiaans’.
‘U en ik willen anders’
Olandapasta staat dicht bij de stamppot. Kluitig eten voor lui met een drassige achtergrond. Dat geeft niks, ieder zijn meug. Maar u en ik willen anders. Beter. Wij hebben pasta in Italië leren kennen, waar al dente regeert. Overigens is dat buiten Napels ook een frats die men pas in de loop van de 20e eeuw leerde kennen. De glorie van het net niet gaarkoken hoort bij gedroogde pasta van harde durumtarwe, fabriekspasta dus, niet de zelfgemaakte. En die fabriekspasta veroverde Midden- en Noord-Italië pas in de loop van die 20e eeuw. Maar nu zijn de Toscaners en de Piemontezers en de Friulanen overtuigd. Twee, drie generaties en iedereen denkt dat het al sinds de oude Romeinen de norm is; zo werkt een collectief geheugen. Al dente koken en het standaard mengen van pasta en saus in de keuken, het mantecare, is de kurk waar de Italiaanse gastronomie op drijft. Voor de Italianen dan. En dan buffelen, grijnzend, proevend, smullend. Nu de rest van de wereld nog.’
Bekijk ook:
De leukste tips en het laatste nieuws in je mailbox?
Door een jaar wonen in Toscane verruilde Onno Kleyn zijn beoogde carrière als klassiek zanger voor een als culinair schrijver. Sinds 2020 is hij columnist bij De Smaak.
- Author: Redactie
- Posted: oktober 21, 2020