Calabrië: zo vier je vakantie aan de kust der Goden
Wie op zoek is naar parelwitte stranden en een heldere zee, hoeft niet af te reizen naar een ver exotisch oord. In slechts drie uur vlieg je naar ‘de tenen van Italië’, het zuidwesten van Calabrië. Hier vind je een paradijselijke kustlijn met historische dorpjes en een voortreffelijke keuken. Niet voor niets draagt dit gebied de bijnaam La Costa degli Dei, de kust der Goden.
Fotografie: Adriano Bacchella
De Godenkust, aan de bovenkant van ‘de tenen’, is een ruwe kuststrook met steile kliffen, afgezonderde baaitjes en hooggelegen dorpjes vanwaar je een schitterend uitzicht hebt over de Tyrreense Zee. Onze reis langs deze kust vangt aan in Tropea, ook wel de parel van Calabrië genoemd. Dit eeuwenoude plaatsje ligt verheven op een rotspartij die naadloos in de huizen over lijkt te gaan. De vele souvenirwinkels verraden dat Tropea geen onontdekte parel is, maar wie het dorp buiten het hoogseizoen bezoekt, zal het échte Zuid-Italiaanse leven nog kunnen proeven. Het historische centrum bestaat uit tal van gezellige pleinen, waar de ouderen uit het dorp bijeenkomen voor een praatje of een lommerrijk plekje zoeken om de krant te lezen. In de smalle straten eromheen tuffen de volgeladen Ape’s onder de uitgehangen was door en complimenteren de mannen, van jong tot oud, elke passerende vrouw.
Tropea: dorp vol kunstenaars
In de straten van Tropea vind je talloze unieke doorkijkjes en vanaf een groot aantal pleinen kun je geweldig uitkijken over de blauwgroene zee. Het mooiste panorama hebben we vanaf het dakterras van ons hotel Porta del Mare, zo ontdekken we, wanneer receptioniste Carola – en eveneens trotse inwoner van het dorp – ons na het inchecken meeneemt naar boven. We hebben geluk vandaag, meent ze: door het heldere weer kunnen we het vulkaaneiland Stromboli (zestig kilometer verderop) aan de horizon zien liggen. Het uitzicht op het dorp is eveneens noemenswaardig: we zien grote palazzo’s en kerken, maar ook vervallen huisjes en een eeuwenoude, afgebrokkelde stadsmuur. ‘Tropea kent een rijke en bewogen geschiedenis’, vertelt Carola. ‘Je vindt er historisch erfgoed uit diverse perioden. De vestingmuren stammen al uit de Romeinse tijd. In de eeuwen daarop was het vooral een dorp van vissers en handelaars. Later, in de achttiende en negentiende eeuw, maakte Tropea een culturele bloei door. Het dorp was toen zeer geliefd bij vooraanstaande dichters, kunstenaars en muzikanten, die zich lieten inspireren door de mooie omgeving. Zij kwamen bijeen op het Piazza Ercole, waar het beeld van de Italiaanse filosoof Pasquale Galluppi vandaag nog aan herinnert. De barokke palazzo’s om het plein heen getuigen dat ook de adel zich hier maar al te graag liet zien. Let vooral eens op de enorme voordeuren van hun voormalige villa’s: deze zijn zo groot gebouwd om een koets met paard en al binnen te kunnen laten.’
Tropea’s trots
Bovenop een rots aan de rand van het dorp prijkt de middeleeuwse kerk Santa Maria dell’Isola, die niet alleen gezien wordt als het symbool van Tropea, maar zelfs van heel Calabrië. Hoewel het praktisch onmogelijk is om het bouwwerk over het hoofd te zien, wordt ons keer op keer gevraagd of we Tropea’s trots al hebben gadegeslagen. Zo ook als we ’s avonds aanschuiven bij Taverna Baffone. Terwijl de ober ons allerlei lekkernijen uit de zee serveert, snijdt hij het onderwerp meteen maar even aan. ‘En hebben jullie haar al gezien? Is ze niet prachtig?’ Alvorens we hem kunnen antwoorden, is hij al in de geschiedenis van de kerk gedoken: ‘Je zou het niet zeggen, maar de Santa Maria dell’ Isola is al bijna duizend jaar oud. Basiliaanse monniken hebben haar in de elfde eeuw laten bouwen. Door diverse aardbevingen moest ze echter keer op keer gerenoveerd worden. Dit verklaart het relatief moderne uiterlijk.’ Net als we willen vragen waar het woord isola, eiland, in de naam vandaan komt – de kerk staat immers niet op een eiland – vervolgt hij zijn verhaal: ‘Oorspronkelijk werd het heiligdom op de rots omringd door zee. De natuur gooide echter roet in het eten van de monniken en verbond de rots door zandverschuivingen met het vasteland. Desondanks is de kerk haar naam tot op de dag van vandaag blijven behouden.’
De annunciatie
Wie Tropea bezoekt, kan er niet omheen: rode uien, rieten mandjes en strengen pepers die het straatbeeld domineren. Die laatste zouden zelfs een natuurlijk Viagra vormen, volgens de Tropeanen. Maar ook aan de vrouwen wordt gedacht, ondervinden we de volgende ochtend op de wekelijkse markt. Te midden van nog spartelende vissen en verse groenten van lokale boeren worden we geroepen door marktkoopman Filippo, die er zijn huisgemaakte delicatessen slijt. ‘Uit Nederland? Geweldig! Kom, ik laat jullie wat proeven.’ Enthousiast smeert hij een broodje met ’nduja, de regionale specialiteit. ‘Tieni, hier neem maar.’ Terwijl we het zeer pittige smeersel met smaak – doch zwetend en tranend – aan het verorberen zijn, voegt Filippo vrolijk toe: ‘Dit zorgt ervoor dat je binnenkort een tweeling baart!’ Dat lijkt ons wat frappant, maar we knikken alsof hij zojuist een aannemelijke weersvoorspelling heeft gedaan. We zijn eerder benieuwd naar de ingrediënten van zijn ‘wonderbaarlijke’ specialiteit die we nu aan het eten zijn. ‘La ’njuda is een mengsel van lokale pepers en varkensvlees’, legt hij uit. ‘We gebruiken hiervoor onder meer de darmen, de huid en de maag van het varken.’ Hoewel dit – letterlijk en figuurlijk – even slikken is, moeten we beamen dat zijn ’nduja zeker niet slecht smaakt. Desalniettemin besluiten we dat zijn wilde oregano het vast beter zal doen bij het thuisfront. Nog voordat we de beurs kunnen trekken, krijgen we twee bosjes in onze handen gedrukt ‘voor de mooie vrouwen in Nederland’. Als het dan tijd is om de markt te verlaten, komt Filippo ook nog met zijn zelfgemaakte rode wijn aanzetten, gebotteld in een oude plastic colafles. ‘Om af te blussen’, lacht hij.
Capo Vaticano
We vervolgen onze reis verder zuidwaarts, naar Capo Vaticano. De plek met naar verluidt de mooiste stranden en baaien van de omgeving. Onderweg ruiken we zo nu en dan de geur van aarde uit de olijfgaarden, die wordt afgewisseld door de aroma’s van sinaasappels en citrusvruchten. We stoppen even om langs de kant van de weg amandelen te plukken, die vers nét even anders smaken dan de voor ons bekende gedroogde variant. In Capo Vaticano ontmoeten we Massimo, een sympathieke horecaman die in dit gebied geboren en getogen is. Hij kent de Godenkust op zijn duimpje en leidt ons graag naar de meest bijzondere plekken. En dat komt goed uit, aangezien de wegaanduiding noch het navigatiesysteem van waarde bleek te zijn de afgelopen dagen.
Het mooiste uitkijkpunt van Calabrië
Massimo neemt ons mee naar het, volgens hem, beste uitkijkpunt van Calabrië: il faro di Capo Vaticano, een 150 jaar oude vuurtoren die wordt omringd door vijgencactussen en eucalyptussen. Vanaf het 110 meter hoge platform naast de toren hebben we uitzicht over het prachtige gebied en kunnen we zelfs de Eolische Eilanden aan de horizon zien liggen. Onder ons dobberen gekleurde bootjes op water dat zo helder is, dat we hun schaduwen op de zeebodem kunnen zien. ‘De meeste stranden hier zijn niet of moeilijk te bereiken vanaf land, je kunt daar vaak alleen per boot komen’, legt Massimo uit. ‘Als jullie willen kan ik wel een boot voor jullie regelen?’ Dat hoeft hij ons geen tweede keer te vragen: diezelfde middag stappen we aan boord van een fraaie zeilboot.
Pinokkio op het menu
Al zeilend van de ene baai naar de andere, zien we boten met gigantische masten voorbij varen. ‘Dat is een spatara’, legt de schipper uit. ‘Hiermee worden zwaardvissen gevangen. De spatara is te herkennen aan een lange stalen mast, die op sommige boten wel 25 meter hoog is. Vanaf de top kijkt een aantal bemanningsleden geconcentreerd naar het water, op zoek naar zwaardvissen. Wanneer zij er een in het vizier hebben, waarschuwen ze de vissers beneden op het dek, die op hun beurt de vis pogen te vangen met behulp van een harpoen.’ De zwaardvis, pescespada in het Italiaans, is erg populair in de Calabrese keuken. In vrijwel elk restaurant staat de ‘Pinokkio van Calabrië’, zoals de Calabrezen de vis met lange snuit ook wel noemen, op de kaart. Het is niet zozeer zijn lekkere smaak, als wel de tradities die ermee verbonden zijn dat de pescespada mateloos populair is in dit gebied. Sinds jaar en dag vinden er in de zomer diverse culinaire volksfeesten rondom de zwaardvis plaats, de zogenaamde sagre del pescespada.
Van nimf tot monster
Aan het eind van de middag besluiten we de boot te verruilen voor onze Fiat 500 om door te rijden naar Scilla, onze laatste stop. Dit vissersdorp is vernoemd naar de Griekse legende van het monster Scylla, dat huisde op de rots waar tegenwoordig Castello di Ruffo staat. Ooit was Scylla een beeldschone nimf met blauwe ogen, maar helaas was haar schoonheid geen lang leven beschoren. Op een dag besloot Glaucus, die het hart van de knappe nimf wilde veroveren, om de hulp van de heks Circe in te roepen. De jaloerse Circe wilde Glaucus echter voor haarzelf en veranderde Scylla in een monster met zes hondenkoppen. Voorbijvarende zeelieden waren als de dood voor het monster, dat van de meeste zeelui geen spaan heel liet. Tegenwoordig gaat het er gelukkig een stuk zachtaardiger aan toe en is het stadje vooral populair vanwege de vissershaven, waar kleine boten en spatare af en aan varen.
Verse pescespada
We wandelen rond in de aangrenzende wijk Chianalea en bevinden ons in een wirwar van smalle steegjes en trappetjes. Achter de huizen horen we de golven klotsen, terwijl restaurants verse vis binnenhalen en vissers druk in de weer zijn hun vangnetten te repareren voor de volgende dag. Volgens de inwoners eet je hier de beste en meest verse pescespada van de regio. Maar ook voor occhiata (brasem) en sardientjes bereid met Calabrese pepers moet je in Scilla zijn. Een advies dat niet aan dovemansoren is gericht. Uitkijkend over de zee die langzaam paars kleurt door de ondergaande zon, genieten we op deze laatste avond van die lokale specialiteiten, vergezeld van een glas witte wijn afkomstig uit een nabijgelegen wijngaard. Waar de naam Godenkust vandaan komt? Dat laat zich niet zo moeilijk raden…
Reisinformatie
Vanaf Amsterdam vliegen diverse maatschappijen met een overstap naar Lamezia Terme, vanaf hier rijd je in ongeveer anderhalf uur naar Tropea. vanaf Brussel Charleroi vlieg je met Ryanair in drie uur rechtstreeks naar
Lamezia Terme. Vanaf zowel Amsterdam als Eindhoven en Brussel vliegen diverse lowbudgetmaatschappijen in drie uur naar Catania (Sicilië). Vanaf hier rijd je via in ongeveer twee uur naar Scilla.
Tropea – Calabrië afstand vanaf Utrecht: ca. 2.225 km
LEES OOK:
Ontvang automatisch meer tips en het laatste nieuws uit Italië, schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
- Author: Liselotte van Leest
- Posted: november 21, 2016