Wat eet je in Rome?
Een deel van onze redactie is verplaatst naar Rome. En met dat deel bedoel ik mezelf. Ik ben de gelukkige die volop mag meedraaien in het Italiaanse leven. Wat ik daar allemaal tegenkom, lees je hier. Vandaag: wat eet je in Rome? En wat vooral niet?
Mijn moeder kon vroeger heerlijke lasagne maken. O, wat was ik daar dol op. Maar één keer ging het finaal mis. Mijn moeder wilde de ovenschaal nog even goed schoonmaken en nét op het moment dat ze royaal afwasmiddel in de schaal spoot, ging de telefoon. Mijn tante. Terwijl ze met één hand lasagnebladen en saus om en om stapelde, waren haar gedachten aan de telefoon. Mijn moeder kan multitasken, zo dacht ze.
Ruim een uur later stond er een flink bubbelende lasagne voor me. Gulzig zette ik mijn mes en vork in het met kaas bedolven bouwsel. Maar al gauw volgde een bittere pil: deze lasagne smaakte vreselijk smerig. En er zat ook zulk raar schuim in. ‘Je eet het gewoon op!’ riep mijn moeder. Maar na drie happen en bijna een groen gezicht, kon ik niet anders dan weigeren. ‘Het smaakt naar zeepsop!’
Mijn moeder kan multitasken, zo dacht ze
‘Wat een onzin!’ Mijn moeder wilde net haar tirade starten over arme kinderen in Afrika, tot haar te binnenschoot dat dit best zou kunnen kloppen. Want had ze het afwasmiddel er eigenlijk wel uitgespoeld? Ze keek naar het zure gezicht van haar jonge dochter die het echt met geen mogelijkheid weg kreeg. Ze rook aan de schaal en moest direct bekennen dat ze inderdaad een vreselijk smerige lasagne had gemaakt.
Ondanks deze misser is mijn liefde voor lasagne nooit gedoofd. Je zou dus zeggen dat ik hier dan goed zit in Rome, maar niets is minder waar. Lekkere lasagne maken kunnen Romeinen namelijk niet echt. Althans, in de meeste restaurants niet. Daar serveren ze wat oogt als een stapel bleke, kleffe pannenkoeken met tomatensaus en kaas. Het bouwwerk is allesbehalve stevig en de bechamelsaus overdadig. Niet per se heel vies, maar ook niet om van te watertanden.
Lekkere lasagne maken kunnen Romeinen namelijk niet echt.
Een vriendin legde me (al troostend) uit dat de meeste Romeinen lasagne thuis maken en dat het geen gerecht is om buiten de deur te eten. Lasagne komt uit Bologna en dus moet je daarheen om de échte te eten. In eerste instantie vond ik dit nogal overtrokken: zo ver ligt dat hier toch niet vandaan? Dat kunnen ze hier toch ook wel maken? Inmiddels weet ik beter. Je kunt hier inderdaad prima lasagne, pizza napoletana of verse pesto eten, maar waarom zou je? Als gerechten uit de lokale keuken zoveel lekkerder worden bereid? Je kunt mij wakker maken voor een gefrituurde artisjok op joodse wijze, die ze alleen hier maken. Of voor een bord pasta carbonara of cacio e pepe (kaas en peper). Ze kennen hun eigen keuken door en door, dus waarom zou ik kiezen voor iets uit Emilia Romagna?
Oké, niet alles uit de Romeinse keuken vind ik even lekker. En dan met name de ‘gewaagde’ gerechten die hier zo populair zijn. Dat zit zo: in de vorige eeuw stond in het centrum een slachthuis dat zijn personeel als aanvulling op het loon het quinto quarto (vijfde kwart) mee gaf, oftewel het slachtafval. De arbeiders verkochten dit door aan restaurants in de buurt, die hier toch iets lekkers van wisten te maken. Zo lekker, dat er vandaag nog altijd rijen staan voor een gerechten met darmen, hart, milt, tong, hersenen of ingewanden waar ik nog nooit van gehoord had. Het schijnt verrukkelijk te zijn. Schijnt, want ik ben nog niet op het punt dat ik het durf te proberen. Dan nog liever ‘bubbelende lasagne’.
Zo lekker, dat er vandaag nog altijd rijen staan voor een gerechten met darmen, hart, milt, tong, hersenen of ingewanden waar ik nog nooit van gehoord had.
Angsthazen zoals ik gaan liever voor veilig (alhoewel, bij mijn moeder bleek het ook niet ongevaarlijk). Wij nemen puntarelle, een groente die vooral in Rome bekend is, met een sausje van ansjovis; fiori di zucca, gefrituurde courgettebloemen met mozzarella en wederom ansjovis; concia, gemarineerde courgettes op joodse wijze; een stuk pizza bianca van de bakker; supplì, gefrituurde risottoballetjes en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is zonde om dit te laten staan en simpelweg te kiezen voor de Italiaanse keuken die we in Nederland kennen. Ik zou zeggen: lees je goed in over de lokale keuken waarheen je ook gaat in Italië en je zult aangenaam verrast worden.
Gelukkig zijn er echter altijd uitzonderingen. En dus heb ik goed nieuws voor wie tijdens een tripje Rome toch echt graag zijn vork zet in een stevige lasagne. Bij wijnwinkel Il Buccone (Via di Ripetta 19) eet je tussen de wijnrekken een heerlijk bouwwerk van pastabladen. Daar kan die van mijn mamma, zelfs zonder theelepeltje Dreft, niet tegenop.
Meer columns van Liselotte in Rome?
- Author: Liselotte van Leest
- Posted: december 5, 2017